08-11-2022 BALK – Op verzoek van het ministerie van LNV is er in een ‘quick scan’ op een rij gezet wat er momenteel mogelijk is op het gebied van het continu meten van concentraties en emissies van vervuilende stoffen uit stallen. De onderzoekers stellen vast dat emissiemonitoring voor sommige stoffen en sommige typen stallen snel dichterbij komt. Maar er is ook nog veel werk te verzetten, bijvoorbeeld rond fijnstof en geur, open stallen en aspecten als juridische verankering en sociaal-maatschappelijke effecten.
Het continue monitoren in de stal is te verdelen naar drie doeleinden van meten met een oplopende behoefte aan nauwkeurigheid en noodzaak tot borging:
- voor de bedrijfsvoering door de veehouder zelf
- voor certificeringen en keurmerken van externe ketenorganisaties
- voor het voldoen aan emissieregelgeving waarop het bevoegd gezag controleert.
Daarnaast is het van belang of het gaat om open, halfopen of gesloten stallen en om welke stof het gaat: ammoniak, methaan, fijnstof of geur. Omdat emissie het product is van de ventilatiehoeveelheid en de hoeveelheid vervuilende stof daarin, is het accuraat kunnen meten van de ventilatiehoeveelheid minstens zo belangrijk als het goed kunnen meten van de concentratie van de vervuilende stof daarin. Verder moet onderscheid worden gemaakt in meetmethode en meetstrategie.
Of sensoren geschikt zijn voor emissiemonitoring hangt onder andere af van het doeleinde waarvoor ze worden ingezet, en welke meetonzekerheden en kosten acceptabel worden gevonden. Dit zijn deels beleidsmatige keuzes. Op dit moment zijn er al goede en betaalbare sensoren beschikbaar voor de gassen ammoniak en methaan. Voor fijnstof wordt in een project met het bedrijfsleven aan de ontwikkeling van stalsensoren gewerkt. Voor het bepalen van de geuremissie zijn zowel een nieuwe referentiemeetmethode als sensortechnologieën niet binnen enkele jaren te verwachten.
Emissiemonitoring is goed te realiseren in gesloten stallen waar één of enkele emissiepunten bestaan en concentratieverschillen tussen binnen en buiten groot zijn. De ventilatiehoeveelheid kan worden gemeten met meetwaaiers. In natuurlijk geventileerde stallen voor koeien of geiten, zijn de verschillen tussen sensormetingen en referentiemeetmethoden groter. Het is lastig om met sensoren nauwkeurig te bepalen hoeveel emissie er is, juist omdat er een open verbinding met de buitenlucht is. De ventilatiehoeveelheid kan bepaald worden met een tracergasratiomethode, waarbij bijvoorbeeld CO2 geproduceerd door de dieren en hun mest als tracergas dient. Deze methode heeft echter een grotere onzekerheid rond de hoeveelheid emissie.
Naast de technische aspecten van het meten moeten meetsignalen worden verzonden van het meetsysteem naar een dataplatform. Het dataplatform moet het signaal ontvangen, opslaan, controleren, eventueel omrekenen naar een concentratie en verdere berekeningen uitvoeren van ventilatiehoeveelheid en emissie. Om deze informatie te ontsluiten voor veehouders en bevoegd gezag zijn dashboards nodig, bijvoorbeeld in de vorm van apps. Op verschillende plekken wordt aan dergelijke platformen en dashboards gewerkt.